Tan Duns ‘Requiem voor de natuur’ is iets ongelooflijks

Recensie Muziek

Requiem van Tan Dun Het Holland Festival sloot vrijdag af met een wereldpremière. Componist Tan Dun dirigeerde zelf het Concertgebouworkest en koor Laurens Symfonisch in zijn geweldige ‘Requiem for nature’.

Wereldpremière vrijdag van het ‘Requiem for Nature’ van Tan Dun in de Gashouder, Amsterdam
Wereldpremière vrijdag van het ‘Requiem for Nature’ van Tan Dun in de Gashouder, Amsterdam Foto Marcel Molle

Met de traditie van het Bosch Requiem , dat festival November Music en het Muziekgebouw aan ’t IJ jaarlijks laten componeren, zijn we in Nederland wel wat gewend qua onorthodoxe, eigentijdse requiems. Maar de Chinees-Amerikaanse componist Tan Dun tart werkelijk alle genregrenzen in zijn Requiem for nature, een anderhalf uur durende tour de force van verbeeldingskracht en vitaliteit. Is dit nog wel een requiem? Wat maakt het uit? Tan Dun creëerde iets ongelooflijks en dirigeerde vrijdagavond zelf de wereldpremière in de Amsterdamse Gashouder, als afsluitingsvoorstelling van het Holland Festival. Zaterdagavond wordt het werk nog herhaald.

Het Requiem for nature is een soort remix van Tan Duns eigen Buddha Passion uit 2018, die op 4 augustus op cd verschijnt. Van dat groots opgezette oratorium over het leven van de Boeddha, naar analogie van Tans eerdere Water Passion (2000) naar het evangelie van Mattheüs, behield hij de delen die over de natuur gaan. Die combineerde hij met nieuwe delen, geïnspireerd door de boeddhistische kunst in de Mogoagrotten in Dunhuang. Strekking: onze relatie met de natuur is gevaarlijk, zelfs dodelijk verstoord.

Glorieuze ratjetoe

Op papier lijkt het werk een ratjetoe: koormuziek met ‘westerse’ harmonieën en opvallende ‘Chinese’ glijtonen, een gedanste solo voor pipa (Chinese luit), theatrale scènes uit de boeddhistische mythologie, Mongoolse keelzang, een stukje pseudo-Peking-opera, quasi-gregoriaanse zang, druppelend water, glorieus slagwerk, o ja en flarden zwoele orkestmuziek die met achteloze klasse gespeeld werden door het Concertgebouworkest. En toch werkte het. Tan Duns ‘stijl’ of idioom is een mysterie zonder vaagheid, een heuse wereldmuziek, waarin je evengoed allerhande volksmuzieken kunt herkennen als Puccini, Rachmaninov en Tori Amos. Die orkestflarden hadden soms best iets weg van ‘Within you, without you’ van de Beatles, bijvoorbeeld. En dreigde de lyriek wel érg klef te worden, dan ontregelde Tan de zaak subtiel met wat atonale klankoprispingen.

Vier in het wit geklede solisten namen beurtelings het voortouw. De Mongoolse keelzanger Hasibagen , die moeiteloos onder de bourdontoon van een lage C dook, bracht betoverende boventonen voort. Die werden later nog geïmiteerd door het excellerende koor Laurens Symfonisch van Wiecher Mandemaker, dat zong, zoemde en gonsde. Zangeressen Candice Chung (sopraan) en Jiangfan Yong (Tibetaanse sopraan) zorgden voor heel verschillende vocale vervoering in verhalen over het mythische Negenkleurig Hert en haar incarnatie als vrouw. Pipa-speelster Han Yan danste eerst met haar instrument, waarbij harp en pizzicato-strijkers de klank van de pipa imiteerden: prachtig.

Projecties

Regisseur Pierre Audi en zijn vaste lichtman Jean Kalman plaatsten de onwaarschijnlijke aaneenschakeling van sferen, kleuren en genres in een fraai clair-obscur, tegen een achtergrond van organische projecties van Gilbert Nouno. Na een halfuur legde Tan Dun de uitvoering even stil, omdat de bladmuziekverlichting was uitgevallen, maar zelfs dat deerde niet. Met dit requiem, dat bijkans uit zijn voegen barstte van verwondering en levenslust, kunnen we vooruit.